De Kneu (Common Linnet) is een vinkensoort en, zoals aan snavelvorm is te zien, is het een zadeneter. Een kieskeurige zadeneter, dat ook, want hij eet alleen zaden van kruiden, niet van bomen. Ze broeden in kleine groepjes in open landschappen met struweel, vooral doornstruiken zoals meidoorn, duindoorn, etc. Zowel de eisen aan het dieet als het broedgebied heeft er voor gezorgd dat de Kneu in aantal gehalveerd is sinds de jaren ’70. Mannetjes zijn te herkennen aan de combinatie van een rode borst en pet, zwarte vleugelpennen en bruine vleugeldekveren. De intensiteit van de rode borst en pet varieert gedurende het jaar, met de hoogste intensiteit aan het begin van het broedseizoen. Vrouwtjes hebben geen rood in de borst of kop en zijn licht gestreept. Na het broedseizoen trekken de Nederlandse Kneuen naar Zuid-Europa en Noord-Afrika. Enkele Noord-Europese Kneuen overwinteren in Nederland, met name rond vogelakkers en agrarische gebieden met achtergebleven voedsel.